God is een almachtig God. Zijn almacht komt openbaar in de schepping, onderhouding en regering van alle dingen. God toont Zijn almacht ook door Zijn buitengewone machtsdaden. Dan wijkt God in Zijn vrijmacht af van de gewone orde. Dat zij de wonderen. Het zijn bewijzen van Zijn almacht. De wonderen gaan dus uit boven de natuurwetten. Wonderen komen in Gods Woord Gods volk ten goede. Wonderen werden dus door God verricht met het doel om voor Gods volk een teken ten goede te zijn. Daarom worden wonderen in het Evangelie naar Johannes ook wel tekenen genoemd.
Wonderen komen wij in heel Gods Woord tegen. De Heere Jezus heeft vooral tijdens Zijn omwandeling op deze aarde vele wonderen verricht. De schare volgde Hem ook veelal om de wonderen, die Hij verrichtte. De wonderen diende om Zijn prediking kracht bij te zetten. Het ging daarom niet om de wonderen op zich, maar om de prediking van de Heere Jezus. Die wonderen waren tekenen en dienden tot versterking van het geloof van de Zijnen. Dat blijkt heel duidelijk uit het eerste wonder wat de Heere Jezus verricht heeft te Kana in Galilea waar Hij water in wijn heeft veranderd.
Door de wonderen heeft de Heere Jezus ook aanschouwelijk onderwijs willen geven. De evangelist Johannes heeft in zijn Evangelie zeven wonderen beschreven. Die wonderen worden gevolgd door een gesprek of een prediking. Hier geven de wonderen dus aanleiding tot een gesprek, waarin de Heere Jezus de waarheden omtrent Zichzelf duidelijk maakt.
Ook de apostelen hebben wonderen verricht. Nog steeds verricht de Heere wonderen. Het grootste wonder is echter als de Heere een zondaar van dood levendmaakt. Dat geestelijke leven sterft immers nooit meer. Dat leven is het eeuwige leven.
Een wonder is een teken van Gods almacht. Bij een wonder wijkt God af van de gewone loop van de dingen om zo zijn almacht te tonen. Wonderen gaan zo uit boven de natuurwetten.
God doet iets wat niemand anders kan.