In Gods Woord wordt gesproken van de ‘hemel’ of ‘hemelen’. De hemel is door God geschapen. Hij schiep in de beginne de hemel en de aarde. De hemel is de woonplaats van God en Zijn heilige engelen. De engelen zijn tegelijk met de hemel geschapen. De hemel is de plaats waar de Heere Jezus vandaan is gekomen, toen Hij Zijn verlossingswerk op deze aarde begon. De hemel is ook de plaats waar Hij opgenomen en heengevaren is, toen Hij Zijn werk had volbracht. Hij mocht de hemel weer binnengaan. Hij mocht weer thuiskomen bij Zijn Vader. Hij had immers als de Knecht des Vaders het werk dat de Vader Hem had opgedragen volbracht. Op grond van dat volbrachte werk heeft Hij de hemel ontsloten voor al de Zijnen. Hij is heengegaan om het Vaderhuis een plaats voor hen te bereiden. De hemel is ook de plaats waar de ‘eeuwige erfenis’ voor Gods kinderen veilig wordt bewaard (1 Petr. 1:4) Vooral in het boek Openbaring lezen wij in symbolische taal veel over de hemel. Van de beelden, die daar gebruikt worden, kunnen wij veel over de hemel leren.
Zo kunnen wij b.v. in Openbaring 21 lezen, dat er geen zee meer zal zijn (vs. 7). De zee is het symbool van de scheiding, maar ook van de vernieling. Het licht van de zon en de maan zal ook niet meer nodig zijn, want Gods heerlijkheid verlicht het nieuwe Jeruzalem en het Lam is haar Kaars (vs. 23,24). Bovenal zal er geen zonde meer zijn. In de hemel zullen alleen zij komen, die geschreven zijn in het boek des levens des Lams (vs. 27).
De hemel is de woonplaats van God, de engelen en de gezaligden.
De hemel is de heerlijke plaats waar God en Zijn engelen wonen. Gods kinderen mogen na hun sterven bij God in hemel wonen en hebben eeuwige vreugde in God..