Wij stonden in het paradijs op een hoge plaats. De mens was het heerlijkste schepsel. Het ging in heel de schepping om de mens en de mens is geschapen om God te verheerlijken. Dat was het doel van ons leven. Dat doel hebben wij echter gemist. Wij zijn gevallen van de hoogte waarop wij door God zijn geplaatst. Wij wilden meer. Wij wilden als God zijn en dat werd nu juist onze diepe val. Wij zijn in de diepte terechtgekomen. Wij zijn zo diep gevallen, dat wij nu niet anders meer kunnen dan zondigen. Als wij vallen dan gebeurt dat zonder dat er sprake is van opzet. Zo was het bij de zondeval echter niet. Wij zijn geheel vrij- en moedwillig gevallen. Wij zijn gevallen door de zonde van ongehoorzaamheid. Wij hadden God kunnen gehoorzamen uit liefde. De Heere had ons immers goed en recht geschapen. Wij werden ook door niemand gedwongen. Geheel uit eigen beweging hebben wij gezondigd. Onze ongehoorzaamheid was een moedwillige ongehoorzaamheid.
Nooit zullen wij in eigen kracht meer op kunnen staan uit onze diepe val. Wij zijn in onze val in Adam doodgevallen; onwillig en onmachtig dood. Alleen door Christus kunnen wij weer worden opgericht uit onze zondeval. Hij is afgedaald in de verlorenheid van Zijn volk om ze zo weer te kunnen herstellen in Gods gunst en gemeenschap. Van dat wonder van Gods liefde getuigd ook Jesaja 55: “Zoekt den HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk. Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder gedachten.”
In het paradijs mocht de mens een hoge plaats innemen. Door onze zonde van moedwillige ongehoorzaamheid zijn wij diep gevallen. Wij kunnen onszelf uit onze val niet meer oprichten, maar dat Christus nu wel, omdat Hij is ingedaald in de verlorenheid van Zijn volk.
In het paradijs was alles goed. Adam en Eva leefden met God. Doordat ze hebben geluisterd naar de duivel, zijn ze in ongehoorzaamheid en zonde gevallen. De Heere moet de zonde straffen. Toen was niet meer alles goed. Vanaf dat moment is de zonde in de wereld gekomen, en worden we allemaal zondig geboren.